De energietransitie vraagt om innovatie. Waterstof is daar een voorbeeld van. Maar met de komst van innovatie groeit ook de vraag naar nieuw en goed opgeleid personeel. Hoe zorgen we ervoor dat innovatie wordt opgenomen in het huidige onderwijssysteem om zo in te kunnen spelen op de veranderingen in de wereld? Gas 2.0 – een innovatief samenwerkingsverband tussen zeven noordelijke ROC’s en bedrijven – ging in gesprek met Willem Hazenberg en Roeland Hogt. Vanuit hun rol als practor kunnen zij als geen ander aan ons vertellen waarom verbinding de sleutel tot succes is. Maar ook hoe we hoofd kunnen bieden aan de vragen vanuit de markt en de groei van waterstof als energiedrager.
Willem: ‘’Vanuit mijn functie bij STORK houd ik me al enige tijd bezig met wereldwijde waterstofontwikkelingen. De praktische vragen uit de markt waar ik antwoord op probeer te vinden. Daarnaast ben ik sinds kort twee dagen per week practor bij het Drenthe College. Waterstof in de industrie bleef als onderwerp achterop liggen in verhouding tot bijvoorbeeld waterstof in de mobiliteit, waar Roeland zich mee bezig houdt. De rol als practor geeft mij de kans om waterstof tot een hoger level te tillen en de ontwikkelingen te versnellen. Ook ben ik oprichter van het platform ‘Hydrogreenn’. Hydrogreenn is een platform van circa 200 organisaties en 450 leden uit de waterstof ecosysteem die 6 keer per jaar samenkomen. Een plek waar we mensen bij elkaar weten te brengen zodat projecten ook echt van de grond komen en we gezamenlijk een waardeketen kunnen realiseren. Het eerste project uit 2018 was de waterstofwijk in Hoogeveen die binnenkort ook echt gebouwd gaat worden.’’
Roeland: ‘’Ik ben sinds 2017 practor Automotive bij Noorderpoort in Groningen. Waterstof is een van de aandachtspunten. Sinds de start van Gas 2.0 ben ik breder betrokken geraakt bij de onderwijskant van de waterstofontwikkelingen in Noord-Nederland. Willem en ik vullen elkaar wat dat betreft aan. Hij vanuit de praktijk, ik vanuit onderwijs. In 2018 heb ik een onderwijsplan waterstof opgezet waarvoor we ook een aantal modules hebben ontwikkeld. Mijn rol is vooral het verbinden van mensen en projecten. Mijn missie daarbij is echt ‘samen sneller vooruitkomen’. Er leeft een enorm enthousiasme onder studenten, docenten en bedrijven om iets met waterstof te doen. Daar moeten we voor samenwerken en daar ondersteun ik graag in.’’
Roeland: ‘’Een practor heb je in verschillende vormen. In het mbo-onderwijs werken we met kwalificaties waar studenten aan moeten voldoen. Maar we hebben ook te maken met innovaties of vragen vanuit de markt die naar binnen komen. Denk aan de energietransitie. Practoraten zijn toevoegingen aan het mbo om onderzoek te doen en innovatie op te nemen als kans. Om innovatie in het mbo sterker te maken. Je hebt als practor veel vrijheid om verbinding te leggen buiten het reguliere onderwijs om en daarmee vooruit te komen.’’
Willem: ‘’Mee eens. Het is een vrije job. Een practoraat richt zich – meer nog dan in het hbo en wo – op het praktische deel van innovatie. Niet alleen mooie rapporten schrijven, maar ook echt de praktijk in. We helpen docenten professionaliseren en nieuwe dingen ontwikkelen met hun studenten. Maar adviseren ook overheden samen met bedrijfsleven rond nieuwe innovaties en marktkansen. Ook internationaal, waar we met het Drenthe College onderdeel uitmaken van een EU-Erasmus programma om gezamenlijk mbo-waterstofprogramma’s te ontwikkelen.’’
Roeland: ‘’In mijn rol als practor ben ik vooral een verbinder van de drie Noordelijke provincies. Dat kan dankzij Gas 2.0, waar waterstof als thema is gedefinieerd. We doen het als regio goed. We zijn koploper! Maar dat blijf je niet zomaar. Dus, moet je samenwerken met andere regio’s in het land.’’
Willem: ‘’Daarbij heeft niet iedere onderwijsinstelling een eigen practoraat gespecificeerd op een bepaald onderwerp zoals mobiliteit of industrie. Daarom moet je gebruik maken van de kennis en expertise die er al is. Bijvoorbeeld op een andere ROC of in een andere regio.’’
Roeland: ‘’Je kunt stellen dat we met een practoraat vooruit kunnen lopen op de veranderingen het onderwijs zoals het nu is en een (regionaal én landelijk) aanbod maken voor een wereld die sterk in ontwikkeling is.’’
Roeland: ‘’Naar mijn mening kan de energietransitie pas succesvol worden als we de juiste mensen hebben opgeleid én als er genoeg personeel beschikbaar is. Dankzij Gas 2.0 en het definiëren van een thema waterstof konden we vroegtijdig inspelen op de veranderingen die gaande waren en nog steeds zijn. We lopen met het onderwijs parallel aan de praktijk en soms zelf voorop! Het keuzedeel waterstof is bijvoorbeeld al door honderden studenten in Nederland gedaan.’’
‘’Maar het gaat verder. Je ziet nu dat we als practor een centrale rol hebben binnen de onderwijsorganisatie. Maar uiteindelijk is het de docent die de vertaling naar studenten is. Er is bijvoorbeeld een enorme vraag ontstaan naar opleidingen over waterstof. Daar hebben we goede docenten met kennis voor nodig. Dus, we laten onze docenten kennismaken met waterstof via het online leerplatform oZone waar waterstofmodules – die we samen met A+O Metalektro hebben ontwikkeld – op te vinden zijn. Zo kunnen deze docenten het thema waterstof beter opnemen in hun lessen.’’
Roeland: ‘’Dat wat we in Noord-Nederland hebben gedaan voor met name de ontwikkeling van mbo-waterstofonderwijs, wordt nu als een blauwdruk gebruikt in de rest van het land.’’
Willem: ‘’We zijn als Noord-Nederland uitgeroepen tot Hydrogen Valley van Europa door de Europese Commissie. Dat komt omdat we 32 waterstofprojecten uitvoeren met een investering van 9 miljard euro tot 2030 en een groot onderling ecosysteem hebben met onderwerpen zoals infrastructuur, bebouwde omgeving, mobiliteit, industrie en opslag. Maar ook omdat we in Noord-Nederland commitment en een fijne samenwerking hebben tussen de politiek, het onderwijs en het bedrijfsleven. Er is weinig vertraging, onze neuzen staan dezelfde kant op en daardoor kunnen we snellere stappen maken in de energietransitie.’’
Willem: ‘’Als je naar de rapporten wereldwijd kijkt zie je dat waterstof groter wordt dan verwacht. We willen in 2030 boven de 4 gigawatt zitten. Dat is 4000 of 5000 keer zo groot als nu. Zo heeft de regering net vorige week 10 GW extra wind op zee geplant waarvan 50% bestemd is voor waterstofproductie.’’
Roeland: Uiteindelijk moéten we van het aardgas af. En waterstof kan doen wat met elektriciteit niet kan. Dus wat dat betreft zie ik een goede toekomst voor waterstof als energiedrager.’’
Roeland: ‘’Voordat ik een aantal jaren geleden in het noorden kwam wonen en samen met studenten van de Hogeschool Rotterdam een elektrische auto wilde bouwen, lag de focus erg op het ontwikkelen van kennis. Want doe dat maar eens, een elektrische auto bouwen. Wat ik toen heb geleerd is dat je heel ver kunt komen als je de ervaring koppelt aan jonge geesten en hun wil. Dat is geen onderwijs meer, maar samenwijs. Innovatie door het verbinden van generaties. Willem en ik draaien beiden al lang mee, maar de focus moet op die jonge mensen liggen. Daar doen we het voor. We zien in het onderwijs overal enthousiaste studenten en docenten en als wij hen als practor mogen ondersteunen, dan denk ik dat we gelukkig mogen zijn en we een mooie kans voor waterstof creëren.’’
Willem: ‘’Het draait allemaal om passie. En ik weet zeker dat voor iedereen die iets met waterstof wil doen een mooie toekomst in het verschiet ligt.’’
Je leest meer over de practoraten via de website van Drenthe College en van het Noorderpoort.